Jessica van Lingen
Jessica van Lingen is medeoprichter en -eigenaar van Mondhygiëne Praktijk Almelo. In Klik belicht ze de menselijke kant van het vak.
Volledige biografieJessica van Lingen is medeoprichter en -eigenaar van Mondhygiëne Praktijk Almelo. In Klik belicht ze de menselijke kant van het vak.
Begin zestig is ze, al jaren bij mij onder behandeling. Doordat ze maar een werkende hand heeft, zijn veel praktische handelingen lastig voor haar. In het begin was er alleen sprake van gingivitis en snel ontwikkelend tandsteen. Ze werkt voor een verzekeringsmaatschappij en maakt meer uren dan haar fulltime contract aangeeft. Dat maakt dat het altijd zoeken is naar een passende plek in haar en mijn agenda.
Ze komt net iets minder vaak dan handig is en dat zorgt ervoor dat ik elke keer flink aan de bak mag. We besteden veel tijd aan de verzorging. Ik kleur het altijd, we nemen samen de stokers door (ragers wil ze niet) en het poetsen. Het houdt allemaal niet over maar door er strak in te zitten houden we samen haar mond aardig gezond. Ze vertelt veel, maar vraagt ook altijd naar de mens achter de mondhygiënist. Haar bewegingen zijn langzaam. Ze kan veel, maar het duurt even. Zoals een rits van een jas dicht doen. Ze neemt de ruimte en ik creëer ruimte. Het gaat allemaal aardig. Ze komt ongeveer eens in de vijf of zes maanden.
Dan komt corona. Ze belt haar afspraak af en plant geen nieuwe, zoals velen. Ik zie haar een lange tijd niet, iets van anderhalf à twee jaar. Dan meldt ze zich weer. Deze keer met pijn. Veel pijn in het onderfront. Ik zie enorme zwelling van de gingiva, zeer veel dik zwart tandsteen. Bloeding, heel veel bloeding. Ik denk bij mijzelf: wat is dit? Hoe kan dit? Ik vraag naar de afgelopen tijd. Ze is in tranen. Haar man is plotseling overleden door een ongeluk. Daarnaast zijn er veel familieleden behoorlijk ziek geweest door de corona. Opeens moest ze én rouwen én zorgen voor anderen en was er geen tijd en plaats voor haarzelf. Ze is afgevallen, loopt bij de psycholoog. Mijn bericht dat het onderfront een dubieuze prognose heeft, raakt haar erg. Ze kan het er eigenlijk niet bij hebben.
Ik laat haar terugkomen voor een lang en uitgebreid gesprek. We hebben het over de diagnose, prognose en behandelplan. Over een verwijzing naar de parodontoloog (wil ze niet), wellicht extractie van het onderfront en een frame-prothese (wil ze niet). Ik bel met de tandarts. We praten met z’n drieën. De tandarts extraheert de 41 en spalkt de kroon ervan samen met de rest van het front. Onze patiënte wil beslist niet dat we aan het onderfront komen. Het is zwaar ontstoken maar andere trajecten slaat ze af. De rest van de mond krijgt een initiële behandeling. Het is een lastig en lang traject. De kosten lopen op. Dat vindt ze moeilijk. De financiële perikelen rond het overlijden van haar partner zijn nog in volle gang. Het rageren lukt haar nu wel. Hoe moeilijk ze het ook vindt met een hand. Niet een spiegel erbij kunnen vasthouden. Ik geef haar tips, steun en ruimte. Beweeg mij om het stroperige verdriet en haar opstandigheid heen. Daarnaast is zij ook heel intelligent, geïnteresseerd, filosofisch en belezen. Dat zie ik ook nog steeds, deze kant van haar.
De herbeoordeling geeft duidelijke progressie aan, maar er zou nog zoveel meer mogelijk kunnen zijn. Althans, op papier. Het gespalkte onderfront is een doorn in mijn oog. Supragingivaal tandsteen ontstaat in een oogwenk. Het is niet mijn mooiste, leukste, makkelijkste behandeltraject. Opnieuw plan ik ruimte in voor overleg. Hoe liggen vandaag de dag de kaarten op tafel. Wat vindt ze van de situatie, waar wil ze naar toe en hoe wil ze verder. Ze hoort mij aan, mijn verhaal over wat we hebben gedaan, wat het resultaat is en wat nog aandacht vraagt. Als ik aan haar vraag; ‘hoe zie jij de toekomst van jouw mond op dit moment?’, pakt ze met haar ene hand mijn beide handen vast. Ze kijkt met haar donkere ogen mij strak aan en zegt: “Ik wil dat je met mij mee loopt. Ik weet alleen wat ik vandaag wil, wat ik vandaag kan. Ik ken alleen de dag van vandaag, misschien bestaat er geen morgen voor mij of jou. Ik ga niet vooruit kijken. Ik wil je vragen, loop met mij mee. Laten we zien waar we uitkomen.” Haar toon is zeer beslist, vastberaden en zacht tegelijk. In mijn hoofd duikelen de protocollen over elkaar heen. Ik trek mijn handen los, geef haar een kneepje in haar arm terwijl ik merk dat ik niets anders kan zeggen: “Dat is goed. Laten we zien wat de toekomst ons brengt.”
Reacties